Vitrinekast met gestreepte kap en gemonteerd paneel erboven.

Teenkap: Stijve versterking aan de voorkant van de schoen, tussen de bovenkant en de voering, om de tenen te beschermen tegen schokken en om de schoen in vorm te houden.

Schoenvoering: Alle kenmerken van een schoen die ervoor zorgen dat de voet correct en comfortabel wordt gekleed.

Teller: Halfstijve versterking aan de achterkant van de schoen, tussen de bovenkant en de voering, om de hiel op zijn plaats te houden.

Derby: Schoenen met "open" vetersluiting, de inlegzolen zijn aan het bovenwerk genaaid.

Voering: Binnenvoering van de schoen, in contact met de voet.

Bovenwerk: Voorste deel van het bovenwerk, dat de wreef en de teen van de schoen bedekt.

Laatste: Houten of plastic mal, die het volume van de voet voorstelt, gebruikt om de schoen te maken.

Inlegzolen : Hulpstukken waarop de oogjes of andere sluitingen zich bevinden.

Laatste: Handeling waarbij het bovendeel perfect op de leest wordt geplaatst om het in elkaar te zetten.

Nubuck: Leder waarvan het oppervlak fijn geschuurd is om het een zacht, fluweelachtig uiterlijk te geven.

Trimmen: Techniek waarbij de dikte van het leder wordt verfijnd om het soepeler te maken.

Volnerf: Leder waarvan het bovenoppervlak intact is gebleven. De eigenschappen zijn uitzonderlijk.

Binnenzool: Binnenzool van de schoen.

Kwartieren: Delen van het bovenleer die rond de hiel zitten en doorlopen tot aan de vetersluiting.

Richelieu: Schoenen met "gesloten" vetersluiting, de kwartieren zijn onder de vamp genaaid.

Bovendeel: Alle delen die het bovendeel van de schoen vormen.

Velours: Onderste deel van het leer, fijn geschuurd om het een zacht, fluweelachtig uiterlijk te geven.